13 Mars 2013
Nederland en Vlaanderen groeien taalkundig steeds verder uit elkaar. Hoewel vooral de overheid er alles aan doet om eenheid te suggereren, is er van zo'n eenheid eigenlijk nauwelijks sprake. Nederlanders en Vlamingen luisteren nauwelijks naar elkaar en trekken zich steds minder van elkaar aan, op taalgebied.
Dat kun je concluderen uit een artikel (1) van de (Vlaamse) hoogleraar Johan De Caluwé in het tijdschrift Internationale neerlandistiek. De Caluwé zet een groot aantal feiten op een rij. Steeds blijkt: er zijn steeds minder mensen die Nederland en Vlaanderen als één taalgebied beschouwen.
De commercie doet het in ieder geval allang niet meer. Buitenlandse (kinder-)films die worden nagesynchroniseerd kiezen twee groepen acteurs; oorspronkelijke films worden soms opnieuw gemaakt. De tijdschriftenmarkt is volkomen gesplitst – er zijn een Nederlandse en een Vlaamse Libelle –, men kijkt over en weer nauwelijks naar elkaars tv-programma's, enzovoort.
Zelfs als het over taal gaat, is de spreiding groot. Het Nederlandse tijdschrift Onze Taal heeft slechts weinig Vlaamse abonnees, het Vlaamse Over taal nauwelijks Nederlandse. De Caluwe noemt Neder-L als een forum dat wel over de grenzen kijkt, maar ook ons bloggersbestand is in over grote meerderheid van benoorden Wuustwezel. Op wetenschappelijk gebied zijn er in Nederland in recente jaren een paar grote projecten van taalbeschrijving gestart – Nederlab, Taalportaal, Begrijpelijke Taal – waarin het Vlaamse aandeel gering is.
De asymmetrie gaat in de laatste gevallen overigens steevast dezelfde kant op:Onze Taal heeft onvergelijkelijk meer leden/abonnees dan Over taal. De wetenschappelijke projecten worden wel door de Nederlandse overheid gesubsidieerd, maar niet door Vlaanderen. Wij hebben bij Neder-L heus ons best gedaan om Vlaamse bloggers te vinden, maar die wilden niet; bovendien bestaat er in Vlaanderen ook geen eigen pendant. In weerwil van sommige cliché-beelden ('de Vlamingen, die zijn pas echt trots op en geïnteresseerd in hun taal'), lijkt in Nederland de wetenschappelijke én de publieke belangstelling voor taal veel groter dan in Vlaanderen.
Hoewel De Caluwe dat niet met zoveel woorden zegt, kun je uit zijn artikel opmaken dat er altijd een ideologische reden is als er wel moet worden samengewerkt. Er is altijd iemand of een instantie (de Taalunie, het Algemeen Nederlands Verbond) aan de gang die om de een of andere reden meent dat het goed of nuttig of profijtelijk is als er over de grenzen wordt samengewerkt.
Zodra die ideologie wegvalt, en alles wordt overgelaten aan een vrij spel van maatschappelijke krachten, trekt zich men niets van elkaar aan. (Nog wat voorbeelden, niet door De Caluwe genoemd: Van Dale organiseert aparte verkiezingen voor een 'woord van het jaar' in de twee landen, tv-programma's worden over en weer ondertiteld.)
Ik vraag me daarom af of de term 'pluricentrisme' die De Caluwe gebruikt nog wel lang van toepassing zal zijn, en of er in zijn eigen artikel niet zelf uiteindelijk nog wat ideologie doorklinkt: het woord suggereert dat er toch nog één taalgebied is, zij het met meer dan een centrum. Maar als er zelfs geen betrouwbare trein meer rijdt van de ene hoofdstad naar de andere, hoelang kun je dan nog van één gebied spreken?
Marc van Oostendorp
Bron : Neder-L (Elektronisch tijdschrift voor de neerlandistiek) http://nederl.blogspot.nl
(1)Johan de Caluwe (Universiteit Gent), Nederland en Vlaanderen: (a)symmetrisch pluricentrisme in taal en cultuur, http://www.internationaleneerlandistiek.nl/cgi/t/text/get-pdf?c=ivn;idno=5101a03